Het tweede deel van onze reis, na Bukit Lawang op Sumatra, gaat naar Bali.
De ingrediënten voor deze 10 dagen zullen zijn zon, zee, zand en lekker eten.
Met een snufje cultuur voor mama.
Uluwatu
Eerste stop is Uluwatu, op het schiereiland Bukit, in het zuiden van Bali. Na het drukke programma van de Jungle Trek heb ik twee prachtige bungalowhuisjes (****)op een kleinschalig afgelegen resort geboekt met zwembad: ‘the Bingin Green view’, ‘The Bingin Green View‘ via Booking.com. Drie nachten, twee huisjes Rp 2.300.000, dwz € 140,00 totaal! Het resort telt 10 huisjes. Allemaal even ruim, heel schoon met comfortabele bedden, een eigen terras, grote badkamer en airco. Alleen het zwembad is iets kleiner dan verwacht. En het water is gewoon warm.
Even doen we helemaal niks; dat wil zeggen Regenwormen spelen, kleuren, zwemmen, opdrogen, Regenwormen spelen, kleuren en weer zwemmen. Wat een rust. En ik zeg drie dagen niets over Balinese natuur, tempels of het Balinese kaste systeem waar ik zo nieuwsgierig naar ben.
Enige afleiding biedt de groep surfers, een Nederlands stel met volwassen dochter, twee Engelse nerds en de twee Balinese dames die de 10 huisjes schoonhouden, de receptie bemannen en het eten koken.
Wanneer we na een paar dagen toe zijn aan iets meer, huren we een scooter. Hét vervoersmiddel op Bali. Gewapend met een groot kruis op m’n linkerhand, dat me eraan moet herinneren dat ik aan die kant van de weg moet rijden, gaan we op pad. We komen veilig aan bij de Uluwatu tempel, ofwel Pura zoals de Balinezen zeggen.
We betalen de entree, dragen een Sarong om onze blote benen te bedekken en trotseren de apen die hier als zakkenrollers bekend staan. De Uluwatu tempel is een van de meest heilige tempels van Bali, volgens het Hindoeïsme moet het tegen kwade geesten beschermen. Daar zien we weinig van, het lijkt een ruïne, het zal wel gebeuren in het centrum van de tempel dat voor toeristen gesloten is.
Uluwatu aan de westkust van het schiereiland heeft verschillende kliffen die mooie stranden verbergen. Diez telt 207 (!) traptreden naar het Bingin strand. Overal surfers, supermooie golven, heerlijk om naar te kijken. Wij vragen ons wel af hoe die surfers het water ingaan, want bij het te water gaan moet je heel wat rotsen trotseren. Maar eenmaal in het water, wil je er niet meer uit! De temperatuur is zo fijn en het uitzicht prachtig.
Aan het strand, kun je heerlijk eten. Of je kiest er je vis uit welke vers op de bbq gaat, of je klimt 56 treden (aldus Diez) en je zit op het terras van het zelfde restaurant Lucky Fish met een prachtig uitzicht. Voor dat laatste kozen wij, en zie de foto van een adembenemende zonsondergang. (handelskenmerk van Uluwatu)
Een ‘mustsee’ op Uluwatu is ook Dreamland Beach. Het zal de naam aan het hagelwitte zand danken, maar wij vonden het allesbehalve ‘Dreamland’. Ten eerste was de wind en de stroming er zo gevaarlijk toen wij er waren dat het strand onbereikbaar was. Daarnaast, en dat is het ergste van alles, heeft het een stroom van zeewater landinwaarts waar zoveel plastic en ander vuilnis in ligt te rotten, dat je er misselijk van wordt.
Door naar Padang Padang, het eigenlijke centrum van de streek Uluwatu. Om het strand op te mogen betaal je entree, en omdat dat tegen mijn principes is hebben we die overgeslagen, maar vooral genoten van de leuke eettentjes en boetiek-achtige winkeltjes die de winkelstraat biedt. Leuke surfshops en sieradenwinkels!
Ubud
Taxi naar Ubud. Groter resort nu, het Champlung Sari hotel (***) en véééééél groter zwembad. Wat heerlijk dat de meiden groot genoeg zijn voor een eigen kamer. En dat deze ook betaalbaar zijn in Bali. (omgerekend € 30,00 per nacht, inclusief ontbijt). Om bij de kamer te komen, moet je wel de apen trotseren. Juist boven ons trappenhuis verzamelen de apen. Het trappenhuis zit daarom constant onder de apen-poep.
De kamers zijn ruim en op een hele handige manier ingericht, zodat het bed in het midden staat en er achter een bureau, gescheiden van het bed door het hoofdschot. Ook hier weer 2 flesjes water per persoon en dat vind ik in deze landen wel echt een uitkomst. Bovendien zit het hotel midden in het centrum van Ubud, op 100 meter van het Monkey Forest.
We ontmoeten Inge, zij werkte als bedrijfsleidster in Lunia, voordat ze haar wereldreis begon. Inge vertelt over haar reis en legt ons uit hoe Balinezen hun eerste kind altijd dezelfde naam geven, en de tweede, derde en vierde ook. Dat ni ervoor een meisje is en een l ervoor een jongen. Dat de meeste grote resorts van Australiërs of Europeanen is maar dat zij er zelf niet in mogen werken. En ook over spa-dagen, acaibowls en yoga-retreats. Met Inge gaan we de rijstvelden in. Weer op de scooter, we krijgen de smaak te pakken. We maken de mooiste instagrammable schommelfoto voor River en dippen in het water bij de Tirta Empul (holy water Temple) Deze hindoeïstische tempel is bekend om het heilige water dat uit een nabijgelegen bron komt. Balinese heiligen gebruiken het water om zich te reinigen, een ritueel dat de meiden enorm interessant vinden en wij vieren ook geheel doorlopen!(17 x)
Later doen we zelf nog de toeristische markt aan en genieten van al het handwerk dat te vinden is in de winkeltjes van de hoofdstraat. Dan bezoeken we het Ubud Monkeyforest, een van de bekendste bezienswaardigheden van Bali. Het Forest is een beschermd oerwoud waar ook de Pule Bandak-boom groeit (van dit hout worden ceremoniële maskers gemaakt) In het bos zijn drie verschillende hindoeïstische tempels uit de 14de eeuw die nog dagelijks door de inwoners van Ubud worden gebruikt. Bij een van de tempels is een tijdelijke begraafplaats voor inwoners van Ubud. Iedere vijf jaar worden de overlevenden opgegraven en alsnog ceremonieel gecremeerd. In het oerwoud leven zo’n 600 apen (makaken) in 5 stammen, er wordt veel onderzoek gedaan in het park naar hun sociale ontwikkeling. De apen zijn tam, maar brutaal. Diez heeft er één gespot met een grote piemel. ‘Eerst zit ie met z’n hand in z’n oor en dan wrijft hij over zijn piemel’, ze moet er nog dagen van grinniken. We kunnen het niet laten; als souvenir kopen we op de lokale kunstmarkt een met de handgemaakte houten piemel-opener als herinnering voor Diez.
Sanur
We kiezen nu voor Sanur via de Buddha to Buddha factory. De sieraden van Buddha tot Buddha worden hier gemaakt, het adres wordt angstvallig geheimgehouden. Europeanen horen de sieraden niet hier voor een vijfde van de prijs te kopen, maar onze taxichauffeur brengt ons er graag. Hij belooft te wachten bij de ingang, alwaar hij een dikke fooi van de fabriek krijgt, en in een heerlijke relaxruimte met goedgevulde koelkast plaats kan nemen tot wij klaar zijn.
Door naar Sanur, waarmee ik probeer ons verblijf aan de drukste westkust met plaatsen als Canggu, Kuta en Seminyak uit te stellen. Wat ons direct opvalt in Sanur is de gemiddelde leeftijd. Die is hier hoog. Alsof we in Benidorm Bastards terecht zijn gekomen. Veel ouderen flanerend en ook fietsend op de ‘boulevard’. We komen zelfs een bridge-reis groep tegen!
De meiden slapen uit, wij lopen het 4 kilometer lange strandpad langs de kust. Allemaal leuke eettentjes en souvenirwinkeltjes. Marcel heeft hier een heerlijk luxe resort gevonden (****) Bumi Ayu Bungalows Sanur. We hebben twee mooie Balinese Bungalows naast elkaar. In de huisjes fantastische mooie hemelbedden met klamboes, een badkamer zo groot als onze woonkeuken thuis, lekkere dikke zachte handdoeken en van die witte lakens van dik echt katoen! Vanaf de veranda van bungalow 15 en 16 sta je in 20 stappen bij het zwembad met strandbedjes! In het zwembad treffen we vriendelijke, oudere Nederlanders die hier jaarlijks overwinteren, en hun ‘eigen’ kamer hebben.
Het culturele dieptepunt was in Sanur het spa-bezoek. Marcel ging voor de fullbody massage, de meisjes voor een voetmassage en tenenverzorging met shellack (gellak). Wanneer we aankomen zitten er 9 massagemeisjes voor de deur van de spa. We worden aangesproken bij het voorbijgaan door de ‘eigenaresse’ en zij wijst direct 3 medewerksters aan om ons te helpen. Ze zijn vriendelijk, en onderdanig. Zeker nu ze op hun hurken (met platte voeten op de grond, probeer het ook eens!) aan je voeten zitten voel ik me een rijke westerlinge. Ik voel me er ongemakkelijk bij.
Na ons komt nog een Nederlands stel binnen. Zij gaat voor de massage, hij wil het eelt op zijn grote voeten laten verwijderen. Hij wijst naar zijn zwemvliezen en gaat verder met z’n telefoon. Hij kijkt niet op of om, terwijl de Balinese dame zo vriendelijk naar hem lacht. Engels spreekt ze niet, maar dat probeert ze met haar vriendelijke lach zeker te compenseren.
Hij gromt wat in het Engels. Ze begrijpt hem niet. Hij verheft zijn stem. Ze begrijpt hem niet. Mijn plaatsvervangende schaamte heeft inmiddels mijn hele kop rood gekleurd!
Met een zwaaiende vinger in de lucht, weet hij de ‘eigenaresse’ die buiten staat te bereiken. Ze haast zich naar binnen. ‘I want some-one else to do my feet. This girl doesnt know what she is doing.’ Ja, ze is jong, en misschien nog niet heel ervaren, maar ze schraapt echt heel hard aan zijn vieze eeltplekken. Ik schaam me dood.
In no-time is het meisje naar achter gestuurd en de oudere dame die de teennageltjes van Diez vergeleek met haar eigen kleindochter moet naar de grote Bullebak. Ik maak de balans op. Hier iets van zeggen, zal de spa waarschijnlijk niet vooruit helpen. Maar mijn handen jeuken om die eikel met de rasp door zijn tenen te steken!
Ik kalmeer met een kopje koffie. En probeer onze dochters zo goed mogelijk uit te leggen waarom deze hufter vond dat hij zich zo onbeschoft kon gedragen.
Seminyak
Na Benidorm verhuizen we naar het Lloret de Mar van Bali. Seminyak, dat is vastgegroeid aan Kuta. Wat een verschil in prijzen! Hier is een eenvoudige hotelkamer al € 45,00 per nacht. We hebben een kamer geboekt in een resort (Ananda) waar ze 10 jaar geleden een verbouwing zijn gestart maar mee opgehouden zijn. Onze kamers(**) zijn oké en het zwembad ook. Qua hygiëne scoort het niet meer dan een 5.
Maar we zijn hier niet om veel tijd in het resort door te brengen. Deze laatste dagen willen we nog zo’n grote club bezoeken (‘waar al die influencers komen’) en een beetje shoppen. Dat shoppen valt een beetje tegen. Die club niet.
Ik had even gekeken in de Lonely Planet en de Potato Head club kwam er als beste uit. Taxi gebeld, en off we go. Bij de Potato-head oprijlaan worden er onze taxi-chauffeur een aantal vragen gesteld en de auto aan de onderkant en in de koffer bak op een bom (!) gecontroleerd. We komen bij de ingang/beveiliging aan en onze tassen worden gecontroleerd. We mogen door. Een hele lange smalle gang, met nietszeggende kunstachtige voorwerpen brengt ons naar een megagrote halve koepel, aangekleed met slippers en louvre-deurtjes. We gaan op het geluid af.
We kijken om het hoekje en zien een grote bewegende mierehoop, één grote loungeparty met clubmuziek, aangeschoten backpackers, maar ook zakenlui, een zwembad in het midden en dansende jongeren. Ik voel me wel wat oud. “Wel cool dat jullie als ouders hierheen willen’, zegt River. Mijn dag is geslaagd.
We zoeken een plekje uit, je betaald er per hangplek (een luxe bed is duurder dan een Asian driehoekskussenmat) In ruil voor je creditcard krijg je vervolgens een bandje om en daarmee kun je naar hartenlust bij de bediening bestellen. Aan het eind van de dag wordt je huur in mindering gebracht op je restaurant bon (en dus was je hangplek gratis bij voldoende besteding, prima systeem) Het is relaxed. De muziek vind ik ook prima. De lunchkaart heel westers, maar ook heel goed. Om 17.00uur gaat het keihard regenen en dus een mooi moment om weg te gaan en ook deze ervaring op te slaan.
Bali we hebben van je genoten. De kans is groot dat River binnen 5 jaar nog eens terug komt!